Deze paragraaf Abiotiek omschrijft abiotische terreinomstandigheden zoals geomorfologie, bodem en (grond)water.
Deze factoren zijn, in combinatie met het terreinbeheer, bepalend voor de ontwikkeling van de vegetatie(structuur). En daarmee ook weer van invloed op de vestiging van soorten planten en dieren. Inzicht in de abiotische opbouw van de Landschapszone helpt verschillen in bijv. de verspreiding van dagvlinders, zoogdieren en broedvogels te verklaren.

Zicht vanaf de Revelingseweg op oeverzwaluwenwand en nat schraalland (op de horizon). 3 april 2020.
Geo(morfo)logie
In het geologische tijdperk Holoceen is in de loop van duizenden jaren de rivierkomvlakte van de IJssel ontstaan. Bij overstromingen van de rivier de IJssel werd grof materiaal (zoals zand) afgezet vlakbij de rivier. Dit zijn nu de oeverwallen of stroomruggen waar Veessen en Vorchten op liggen. Verder van de rivier vandaan kwamen de fijnste bestanddelen (zoals klei) tot bezinking. De ondergrond van de rivierkomvlakte tussen Oene en Wapenveld bestaat veelal uit veen, waar bovenop een pakket (matig) zware klei is afgezet. Van zuid naar noord liggen in de rivierkomvlakte graslandgebieden die nu bekend staan als het Hooge Gulbroek, het Veesserbroek, het Ziebroek, het Vorchterbroek en het Wapenveldsche broek. De Landschapszone ligt op de westelijke rand van deze rivierkomvlakte (nog net ‘rivierengebied’). Dit grenst de iets hoger gelegen zandgronden van de Veluwe. De Grote wetering ligt zo’n beetje precies op de grens van rivierengebied en hogere zandgronden. Hier en daar komen de Veluwse zandgronden (met veel grind) ook in de Landschapszone aan de oppervlakte.
Bodem en (grond)water
In de loop van duizenden jaren heeft zich in de Landschapszone ook bodemvorming voltrokken. Globaal ten zuiden van de Plakkenweg, worden de bodems getypeerd als een kalkloze poldervaaggrond in zware klei (Rn47C). De poldervaaggrond is een bodemtype zonder veen binnen 80 cm en zonder donkere bovengrond, dus met weinig bodemvorming. Het is een bodem waarin periodiek een hoge grondwaterstand (Gt III, hoogste stand <40 cm onder maaiveld) kan voorkomen en die bij droogte dan weer krimpscheuren vertoont. Door de inrichting van de Landschapszone met de ligging aan de Grote wetering fluctueert de grondwaterstand overigens maar weinig.

De Landschapszone loopt van middenboven tot linksonder op dit kaartblad en valt grotendeels gelijk aan
de bodemeenheid kalkoze poldervaaggrond (Rn47C) en drechtvaaggrond (Rv01c).
Tussen de Plakkenweg en de Breeweg is de bodem van de Landschapszone overwegend een kalkloze drechtvaaggrond in zware klei (Rv01C). Ook dit is een bodemtype met een weinig donkere bovengrond en weinig bodemvorming, maar hier begint het veen tussen 40 cm en 80 cm diep. Ten noorden van de Breeweg is de bodem weer een kalkloze poldervaaggrond (Rn47C). Ook hier zit het grondwater ondiep, Gt III.
Weer andere bodemtypen hebben zich ontwikkeld in het deel van de Landschapszone dat het dichtst bij de IJssel ligt, globaal onder de hoogspanningsdraden bij De Nijensteen. De bodem bestaat hier deels uit een kalkhoudende poldervaaggrond in zware zavel/lichte klei (Rn95A) en deels uit een drogere kalkhoudende ooivaaggrond in zware zavel/lichte klei (Rd90A). Het grondwater zit in de ooivaaggrond dieper, Gt VI, met de hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm beneden maaiveld.
Oppervlaktewater
De Grote Wetering is een A-water met een groot, regionaal belang voor de waterafvoer. Het Waterschap Veluwe en Vallei beheert de watergang. Dit is beschreven in de legger van het watersysteem van het Waterschap Veluwe en Vallei. De paaisloten, die alle in open verbinding staan met de Grote Wetering, zijn ook A-water. Aan de oevers van het A-water grenst een smalle tot zeer smalle strook die in de legger ‘natuurvriendelijke oever’ wordt genoemd. In deze oever wordt ‘een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling nagestreefd’, aldus de legger. De oever is in de kaart behorende bij de legger meestal maar enkele meters breed tot hooguit tien meter. Over de volle lengte van de Grote Wetering en de paaisloten ligt een ‘onderhoudsstrook’ van vijf meter breed. Deze wordt jaarlijks gemaaid.

De poelen in de Landschapszone behoren, net als wat slootjes/greppeltjes, tot het C-water. Voor C-water is de ‘aangeland’ onderhoudsplichtig. Op dit moment is dat ook het Waterschap Vallei en Veluwe. Het Waterschap voert op de C-Watergang geen schouw uit en de onderhoudsplichtige is vrij in de keuze van het moment van onderhoud.