Doelstelling
Het broedvogelonderzoek in de periode 2018-2020 heeft ten doel om de samenstelling van de broedvogelbevolking van de Landschapszone Veessen-Wapenveld in kaart te brengen. Het gaat daarbij om:
1. welke soorten broedvogels voorkomen;
2. in welke aantallen (territoria) en
3. wat van elke vogelsoort de verspreiding is.
De broedvogelbevolking wordt in dit hoofdstuk ook geanalyseerd om de betekenis van de Landschapszone voor broedvogels inzichtelijk te maken. Voor de beheerders, die het terreinbeheer verzorgen, is het bijvoorbeeld van belang de relatie te kennen tussen de structuur van vegetatie en broedvogels. Beheermaatregelen grijpen immers in op de structuur van vegetatie en daardoor indirect ook op de broedvogels.
Het broedvogelonderzoek is binnen een vast omlijnd gebied uitgevoerd, dat is ingedeeld in twee telgebieden (zie onder). Er zijn daarbij de landelijk uniforme richtlijnen van Sovon broedvogelonderzoek (www.sovon.nl) toegepast. Daardoor is het mogelijk om resultaten van eventuele nieuwe, toekomstige broedvogelinventarisaties te vergelijken met de huidige telresultaten.
Methode
Het broedvogelonderzoek van de Landschapszone Veessen-Wapenveld is uitgevoerd volgens de methode van de uitgebreide territoriumkartering zoals door Sovon beschreven is in het Broedvogel Monitoring Project of kortweg Broedvogelmonitoring (BMP) (van Dijk & Boele 2011).
In dit broedvogelonderzoek zijn alle aanwezige broedvogelsoorten gekarteerd. De resultaten van het onderzoek geven inzicht in het aantal soorten broedvogels en het aantal territoria met de verspreiding binnen het landgoed.
Deze standaardmethode, de uitgebreide territoriumkartering, houdt in:
– In een vastomlijnd gebied breng je de vogels in kaart die zich territoriaal gedragen of anderszins aangeven ter plaatse broedvogel te (kunnen) zijn. Dit gebeurt een aantal malen in de loop van het broedseizoen.
– Na afloop van het broedseizoen worden de waarnemingen volgens vaste criteria herleid tot aantallen territoria/broedparen per soort. Deze interpretatie kan plaatsvinden via een computerprogramma of handmatig, volgens de richtlijnen in de handleiding.
Voor een uitgebreide uitleg over de methode wordt verwezen naar de bovengenoemde handleiding van het Broedvogelmonitoring (BMP).

Indeling in telgebieden
Binnen de Landschapszone zijn speciaal voor het broedvogelonderzoek twee verschillende telgebieden onderscheiden. Het telgebied Zuid loopt van het landgoed De Nijensteen tot aan de Plakkenweg. Het telgebied Noord loopt van de Plakkenweg tot en met het depot bij het nieuwe gemaal Doornbos. De gehele Landschapszone is als vogeltelgebied te groot om in één ochtend te tellen. Door binnen de Landschapszone twee telgebieden te onderscheiden is het broedvogelonderzoek goed uitvoerbaar binnen de methodiek van Broedvogelmonitoring.
Vogels op de grens van de landschapszone
Bij het veldwerk zijn ook de broedvogels in een brede strook aan weerszijden van de Landschapszone gekarteerd. Hierbij moet gedacht worden aan een strook van minimaal 75-100 m breed. Dit maakt het veel beter mogelijk te beoordelen of het zwaartepunt van elk broedvogelterritorium binnen of buiten de begrenzing van de Landschapszone valt. En deze werkwijze levert daarnaast ook inzicht op in de vogelrijkdom van de cultuurgronden aan weerszijden van de Landschapszone.


ter hoogte van de Assendorperstraat. 11 mei 2018 6:11 uur.
Telintensiteit
In de jaren 2018-2020 is elk deelgebied (Noord en Zuid) gemiddeld acht tot tien keer geteld. Meestal 8-10 vroege ochtendbezoeken van tussen de twee en vijf uur lang en één avondbezoek. Zo zijn de resultaten van de drie jaren onderling vergelijkbaar.